woensdag 29 oktober 2014

Even terug

Het is een mooi jaargetij, het einde van de herfst, als de bomen hun blad al wat verliezen en de herfsttooi je tegemoet straalt. Het is eind oktober als we na een lange tijd weer eens naar het kerkhof gaan waar mijn ouders begraven liggen. Dat is absoluut geen droeve plicht. Moeder is dit jaar al weer zeven jaar geleden gestorven. We herinneren ons nog altijd blij – ja, dat kan echt – haar begrafenis, die een waar feest was. Het was mei, prachtig weer, en de vogels zongen als om haar uitgeleide te doen. We vierden haar lange leven en brachten haar naar een prachtige rustplaats, waar ze graag kwam om Vader’s graf te bezoeken. En dan zei ze altijd: “ik vind hier niets, maar ik heb hier wel iets achtergelaten “. Al de tijd na Vader’s dood wandelden we wel wekelijks samen met haar over dat prachtige kerkhof. Je loopt er in een bos met oude bomen, en het voorbijgaan van de jaargetijden tooit dat kerkhof steeds weer in een passend kleed. Moeder’s favoriet was de herfst. Toen ze nog helemaal zelfstandig was belde ze steevast ergens in oktober of november op: “jullie moeten nu komen”. Daarmee bedoelde ze dat het blad aan de beuken zijn mooiste herfstkleuren liet zien, maar ook dat er al flink wat blad gevallen was, “want”, zo zei ze altijd, “dan is het licht veel mooier, met die lage zon”. Het was haar mooiste moment van de herfst, en dan mocht het winter worden.  

We lopen er vandaag weer. Het is niet helemaal Moeder’s moment. De kleuren zijn nog niet zo erg uitbundig, en er zit ook nog teveel blad aan de bomen. Maar tussen de al wel gevallen bladeren van de beuken lagen wat beukennootjes. En ineens is Moeder er weer even. Ze bukt zich om een beukennootje op te rapen en ze zegt: “ach, ze zijn niet eens zo heel lekker. Maar het herinnert me altijd aan de herfst in mijn jeugd, als ik dan met mijn moeder ging wandelen en we beukennootjes raapten. Daarom moet ik er altijd een paar eten in de herfst.
Ik buk me, raap er een paar op, en terwijl ik ze eet denk ik: ”ze zijn niet eens zo heel erg lekker. Maar het herinnert me aan Moeder, en aan dat we hier liepen en beukennootjes raapten”.  

Het mag winter worden.




Geen opmerkingen: