Lucas wordt langzaam wakker. Net als elke morgen, de laatste maanden, beleeft hij een kort moment van geluk. Naast zich weet hij zijn Lena. Maar als dan de nevels van de nacht uit zijn hoofd optrekken ziet hij ineens de lege plek naast zich. Net als elke morgen de laatste maanden. De nacht waaruit zijn dagen bestaan, de laatste maanden, neemt bezit van hem. Een floers van triestheid. Hij voelt zich als op een begrafenis, waar hij keer op keer zijn eigen ziel begraaft.  
Het graven van het graf begon een paar maand geleden. Toen alles nog zonnig was. Toen zijn Lena er nog was. Toen ze hem, zonder het te weten, de mooiste verhalen voorlas. Er was een feest in de stad. Te veel verleidingen. Chemisch. En ook van vlees en bloed. Te veel mooie verhalen. Niet geluidloos voorgelezen, maar in neon uitgeschreeuwd. Lucas was te zwak. En zijn Lena was ineens weg.  
Sindsdien heeft de wanhoop zich van Lucas meester gemaakt. Leegte in zijn hoofd, zonder Lena’s prachtige verhalen. Elke dag een beetje meer. Hij heeft weken lopen zoeken. Lena bleef weg. En de tijd werd een spiraal. Neerwaarts. Nog één keer gaat hij de stad in. Een stapel papieren in zijn tas. Elke plek waar hij met Lena was krijgt er een. En hij geeft zichzelf nog een week. Hij kan niet verder zonder Lena.  
Een voorbijganger ziet uit zijn ooghoeken een plakkaat hangen. Hij stopt en leest. Het plakkaat hangt daar, zomaar op een willekeurige muur in de stad. Een kleine tragedie verwoord. Het papier hangt er al een tijdje, gezien de ezelsoren en de beschadiging aan de bovenkant. Minstens een paar weken. Hij kent geen Lena.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten